Vanochtend liep ik langs een boerderij waarvan de koeienstal op zo’n vijf meter van de weg stond. Zo’n weg die eigenlijk min of meer een erf doorkruist. Het regende en ik hoorde het tikken van de regen op het dak van de stal. Het tikkende geluid mixte met het gelijktijdige kauwen van de koeien op hun kuilvoer. Een bijzondere geluids combinatie. Er stonden niet zoveel koeien op stal, een stuk of twintig, dertig misschien. In Nederland kan je daar geen bedrijf mee voeren, dus ze werden waarschijnlijk uit liefde gehouden. Of tenminste, dat vulde ik in.
Ondanks de rust van het tafereel en mijn haast vanwege de regen, werd ik onverwachts – zoals dat soms gaat – overvallen door emotie. Opeens stond ik in gedachten in de verlaten koeienstal van mijn opa en oma in Oosterwijtwerd, een gehucht in het bijna meest noord-oostelijke puntje van Groningen. De stal was al jaren niet meer gebruikt. En het was er hol, stoffig en kaal maar niet op een nare manier. Er hing een soort vredige rust. Ik was een jaar of drie, misschien iets jonger nog.
Herinneringen aan een stal
De koeienstal was langgerekt en leeg, maar de inrichting was nog zoals het was toen de koeien er nog waren. Buizen en muurtjes van stoffig baksteen gaven aan waar de koeien stonden. Op de grond had je afvoergootjes. Heel veel jaren later leerde ik dat dit een potstal heette. Als kind was ik vooral gefascineerd door de bakjes met klepjes aan buizen hingen op de goede hoogte voor een koe. Je kon er zo leuk mee klepperen. Het waren bakjes voor likstenen voor de koeien zodat ze extra zout en mineralen binnen konden krijgen.
Mijn herinnering besloeg geur en geluid, maar ook de ervaring van de ruimte zelf; het was best een eind lopen langs die rij met vakken voor de koeien naar de deur van de keuken, die aan de stal vast zat en waar mijn oma op ons wachtte.
‘Boeren’ in noord-oost Groningen
De boerderij stond in noord-oost Groningen waar mijn opa eerst land pachtte dat hij later kon kopen. Met vier zonen en vier dochters was het een groot gezin en uiteindelijk hebben mijn grootouders ‘goed geboerd’, zoals de uitdrukking is. Er werd hard gewerkt en scherpe – en dus moeilijke – zakelijke beslissingen genomen. In boerenfamilies en bedrijven loopt werk en privé onvermijdelijk in elkaar over. Besluiten over wie er mee kan in een bedrijf bijvoorbeeld zijn niet makkelijk. Het zijn zakelijke beslissingen maar ze reiken ook de kern van een familie, de kern van identiteit en ook een stukje roeping.
Het erven van gemis
Opeens ben ik weer terug in het 150 kilometer zuidelijkere Overijssel, waar mijn ouders zelf zijn neergestreken. Mijn onverwachte zoute tranen mengen zich daadwerkelijk met de snel vallende januari-regen op mijn gezicht. Ik moet denken aan het boek The Inheritance of Loss van Kiran Desai [Het erven van gemis]. Vanwege het sentiment, de briljante titel en de diepzinnige thematiek. Hoe kun je iets erven dat er niet is? Hoe kun je een gat overdragen? Desai’s boek gaat daarover. Ik kijk naar de koeien en vraag me af of mijn opa ook een traantje weggepinkt heeft toen ze weg moesten en het bedrijf verkocht werd.
Ik gokte van niet. Mijn opa was een fysiek indrukwekkende man voor wie ik een beetje bang was. Maar misschien ook wel. Het lijkt me onmogelijk om geen vorm van een band op te bouwen met levende wezens die op nog geen twintig meter afstand van je eigen bed een onderkomen hebben. Die warmte uitstralen en die je elke ochtend weer begroeten met grote intelligente ogen. De koeien gingen weg, het bedrijf werd verkocht en de middelen werden geïnvesteerd in een nieuw boerenbedrijf in Engeland. Daar was de grond toentertijd vele malen goedkoper dan in Nederland en de vooruitzichten waren er goed. Nieuwe dieren werden aangekocht en het bedrijf ging door.
Ook ik moest verder. Ik stak mijn paraplu weer op, groette in gedachten de koeien en keek nog even om. Dag koetjes.
0 Comments